Hoe zag jaar 4 eruit?

In dit deel van de website staat beschreven wat er allemaal is gedaan in jaar 4 van de opleiding. Hier wordt dan ook uitgelegd hoe de sportkundige precies op zijn laatste en hoogste niveau is gekomen. 

Het laatste jaar van de opleiding bestond uit 3 onderwerpen. Tijdens deze verschillende onderdelen stonden verschillende competenties centraal. 

  1. Beroeps product (LU: 1, 2, 9, en 10) 
  2. Beroeps prestatie (LU: 3, 4, 5, 6 en 7) 
  3. Community of Learners (LU 8, 11 en 12) 

Deze onderdelen zijn inmiddels met een voldoende beoordeeld en dat betekent dat de competenties met niveau C zijn beoordeeld. In dit laatste deel van de website zal uitgelegd worden hoe in de afgelopen 4 jaar, deze competenties op deze manier zijn behaald. Dit gebeurd via een diavoorstelling binnen de website. 

 

Beroepsproduct 

Voor de leeruitkomsten: 1, 2, 9 en 10, is er een beroepsproduct gemaakt. Dit product gaat over het verbeteren van de Sociale Cohesie bij GHHC Groningen door middel van twee bestaande projecten te combineren. Vervolgens is het plan geïmplementeerd door veranderingsmanagament toe te passen. 

Het product is beoordeeld met een voldoende dus de competenties zijn volgens de richtlijnen van Niveau C behaald, daarom zal het niet verder worden toegelicht. 

Beroepsprestatie 

Hier worden de competenties 3, 4, 5, 6, en 7 toegelicht. Deze competenties vind ik belangrijk om extra te benadrukken aangezien het gaat over specifieke situaties t.o.v. het beroepsproduct. 

Leeruitkomst 3

coördineert, in afstemming met relevante stakeholders, sport- en beweegprojecten en –programma’s en werkt multidisciplinair samen.

Criterium 1: organiseert vanuit het beleid van de organisatie sport- en beweegprojecten en/of -programma’s.

De sportkundige is aangesteld als breedtesport coördinator bij de organisatie om ervoor te zorgen dat de trainingen van de breedte teams, goed worden ingevuld. Deze taken zijn zo opgesteld aangezien de trainers van de breedteteams nog vaak jong en onervaren zijn. Aan het begin van het jaar zijn in de eerste afspraken met Angela Veger afgesproken hoe de sportkundige deze taken gaat invullen. Een van de taken is het organiseren van trainersbijeenkomsten met daarin oefenstof waar de betrokken trainers mee verder kunnen.

Als breedtesport coördinator van de breedte teams van D’s tot A’s, zijn trainersbijeenkomsten ontwikkeld voor de trainers om bij te wonen. Deze bijeenkomsten hadden steeds een ander thema, gebaseerd op de periode in het seizoen waarin het team en trainer verkeerde. Deze bijeenkomsten zijn zo breed mogelijk opgezet zodat het voor elke trainer toepasbaar en makkelijk te begrijpen is. 

Voorafgaand aan de bijeenkomsten, zijn er overleggen gepleegd met Angela over de inhoud van de oefenstof. Dit is natuurlijk gedaan om te voorkomen dat de sportkundige afwijkt van de visie van de hockeyclub en zo misschien verkeerde dingen aanleert. Deze overleggen waren altijd 7 dagen van tevoren zodat er eventueel in de inhoud aanpassingen kunnen worden gedaan. De gesprekken gingen altijd goed. De hockey inhoudelijke skills van de sportkundige kwamen overeen met de professionaliteit van Angela. Als er opmerkingen waren, waren het vooral extra toevoegingen die Angela graag in de presentatie zou hebben uitgewerkt.

Criterium 2: stimuleert doelgroepen tot deelname aan sport.

Als breedtesport coördinator ben je bezig met de ontwikkeling van de trainers op de club. Hierbij help je de trainers met: het bedenken van oefeningen, kennis opdoen van hockey, contact met de ouders van de kinderen en het stimuleren van de kinderen om te blijven hockeyen. Hieronder vallen dus 2 categorieën: de trainers en de kinderen.

Om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de begeleiding gewaarborgd blijft, is de sportkundige in nauw contact met de hoofdtrainer Angela. Zij waarborgt daarop het niveau van de kinderen. Aangezien Angela diegene is waarvan iedereen de naam kent, kwamen de vragen van ouders en spelers vaak via haar. Deze vragen stuurde ze vervolgens door naar de sportkundige, zodat hij met een vraagstuk bezig kon gaan met de steun van de hoofdtrainer. Via deze weg stimuleerde de sportkundige deze doelgroepen tot het sporten. Al was het via de trainer, of via de kinderen.

De sportkundige kreeg ook aan het begin van het jaar de vraag om het team Jongens C2 op zich te nemen om 2x 1,5 uur training te geven. Deze groep hangt tussen de top en breedte in en het was zeer nuttig om via deze weg een goed beeld te krijgen van de beide werelden die spelen op de hockeyclub. De oefeningen bedenkt de sportkundige zelf en worden gebaseerd op de feedback van de coach die bij elke wedstrijd aanwezig is. Aangezien de visie van de sportkundige op hockey sterk overeenkomt met de professionals, waren de oefeningen die werden gegeven volgens de juiste richtlijnen.

 

Criterium 3: neemt een coördinerende rol aan in relatie tot stakeholders en het multidisciplinair samenwerken.

Als breedtesport coördinator was er een redelijk leidinggevende rol weggelegd voor de sportkundige om ervoor te zorgen dat alles in goede banen zou worden geleid. Naast de taken van echt “veldbegeleiding” werd er gevraagd om de trainers ook echt inhoudelijk wat te leren over hockey. Dit werd vooral gedaan door de genoemde trainersbijeenkomsten. Hier werd diep ingegaan op het spelletje en er werd gevraagd of de trainers (en soms coaches) samen tot oplossingen konden komen voor bepaalde vraagstukken. De onderliggende gedachte van deze trainersbijeenkomsten was ook dat de trainers elkaar beter zouden leren kennen zodat dit een proces werd waarin ze echt samen zaten. Na de bijeenkomsten werd ook vooral duidelijk voor de beginnende trainers waar andere trainers mee kampten, hierdoor durfden ze meer vragen te stellen aan mij en aan elkaar.

De trainers waren voorheen altijd wel een beetje losse eilandjes die gewoon hun eigen ding deden op het veld en daarna weer wegliepen, je merkte dat na de eerste twee bijeenkomsten ze ook het gesprek met elkaar aan gingen om te praten over de trainingen en over de kinderen. Als sportkundige word je hier natuurlijk erg blij van.

 

Leeruitkomst 4

begeleidt, coacht en motiveert individuen en (doel)groepen op basis van evidence informed handelen in de realisatie van sport- en beweegconcepten.

Criterium 1: begeleidt en coacht (doel)groepen op verantwoorde wijze.
Aan het begin van het jaar, is gevraagd aan de sportkundige om een trainingsteam op te pakken dat nog geen trainer had op het moment. Dit betreft Jongens C2. Dit team bestaat uit de beste van de breedteteams en de afvallers van de eerste team selecties. Aangezien het onderwerp van het beroepsproduct over de breedtesport zou gaan, maar de club een duidelijk selectiesysteem heeft, leek het erg gepast om via deze groep een goed beeld te krijgen van de trainers en vereniging. De club was ook uiteindelijk tevreden over mijn werkzaamheden wat betrekking heeft gehad op JC2. Naast deze organisatorische (de stage) taken heeft Robbin zich ook als trainer goed gemanifesteerd, hij had de tweede selectie van de onder 15 jaar jongens groep onder zijn hoede en de technische managers zijn tevreden over hoe deze spelers zich hebben ontwikkeld.

Hieronder een feedback van de coach van dit team op de zaterdag. Het hele jaar is er scherp samengewerkt met Hans om het team te begeleiden.

Criterium 2: richt zich op duurzame participatie aan / gebruikmaking van (nieuwe) activiteiten, diensten of projecten binnen de sport.
Voor het beroepsproduct, is er een binding gemaakt met “Ally in de breedte” (Almeerse HC, 2019) het project van de KNHB: 6x vooruit (KNHB, 2018). Voor het plan van de KNHB zijn de meest belangrijke voor de vereniging eruit gepakt en erin verwerkt. Om dit plan goed te kennen, is er gebeld met een van de ambassadeurs van dit plan: Joost van Geel. Hij vertelde dat het bij GHHC moeilijk is om het plan door te laten voeren aangezien het bestuur redelijk standvastig is in de beslissingen die ze nemen. Het plan moet eerst een groot genoeg draagvlak hebben voordat het bij het bestuur naar binnen kan.

Op 11 november 2019 is er een workshop georganiseerd door de KNHB in samenwerking met de coach van Kampong Dames 1, Michiel van der Struijk, over “uitverdedigen onder druk”. Deze dag ging over de verschillende tactieken die je kunt spelen tegen bepaalde systemen in het hockey. Voorafgaande aan de masterclass, moest er een filmpje worden gekeken om wat informatie te krijgen over het onderwerp. Hierna kregen wij nog een toelichting over de video en zouden we daarna naar buiten gaan om een presentatie training te krijgen. Deze informatie was zeer nuttig aangezien de nieuwe stof erg handig kan zijn om via een andere manier een kijk te hebben op het training geven van de trainers. Bijvoorbeeld is er erg aandachtig gekeken naar de manier van training geven en het uitzetten van de oefening. Hierna reflecteer je zelf als trainer hoe je zoiets kunt toepassen in je eigen visie op hockey. Na deze seminar kijk je als coördinator ook met een andere visie in je achterhoofd naar hoe de trainers het doen onder jouw toezicht. Ook zijn er manieren van de oefening uitleggen en toepassen gebruikt in het werkveld. 

Criterium 3: motiveert individuen en (doel)groepen en laat evidence informed handelen zien.
Voor de trainersbijeenkomsten en gesprekken met trainers over de stof, heeft de sportkundige gebruikt gemaakt van zijn eerdere trainersopleidingen HT2 en HT3. Deze cursussen bevatten veel informatie over hockey en de manieren van training geven. Tijdens de stageperiode heeft de sportkundige gebruik gemaakt van de informatie die nog beschikbaar was vanuit deze opleidingen en toegepast op de trainers.

Verder heeft de sportkundige gebruik gemaakt van de workshop die hij heeft bijgewoond over “uitverdedigen onder druk”. Dit ging niet per se over het onderwerp uitverdedigen onder druk, dit waren namelijk tactieken en spelvormen die op het hoogste niveau worden gebruikt. In plaats daarvan is er gebruik gemaakt van de manier hoe de training is georganiseerd. Voorbeelden zijn: hoe je ervoor kan zorgen dat iedereen in beweging blijft en hoe je ervoor kan zorgen dat je van deze toch wel tactische training, ook meteen een technische training maakt.

Leeruitkomst 5

toont ondernemend gedrag in het realiseren en positioneren van sport- en beweegconcepten in de driehoek publiek, commercie en burgermaatschappij.

Criterium 1: speelt op adequate wijze in op kansen voor de (eigen) organisatie. Groningen is een hockeyclub waarin op niveau hockeyen in een hoog vaandel wordt gezet. Dit heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat Heren 1 (overgangsklasse) en Dames 1 (promotieklasse) op hoge niveaus uitkomen. De sportkundige heeft in z’n maanden bij de club opgemerkt dat deze teams weinig tot niks doen met de jeugdspelers van de club. Voor de kinderen zijn de spelers van de club hun grootste helden en ze kijken erg tegen ze op. Daarom was een van de eerste projecten van de sportkundige om ervoor te zorgen dat de heren en dames meer zouden doen. Als eerste zou dit een vorm krijgen van een “mini van de week”. Deze speler zou op de zondag meelopen met de spelers het veld op en een oorkonde krijgen met alle handtekeningen erop. Dit is 1x gedaan voordat corona ervoor zorgde dat de komende wedstrijden niet door konden gaan.

Achteraf zijn er veel positieve reacties gekomen uit deze eerste uitvoering. Ook de coach van heren 1 (Wouter Willems, rechtsboven op de foto) was er goed over te spreken. Wat ook erg positief was is dat het team uiteindelijk veel heeft gedaan in de voorbereiding met Floris. Dit deden de jongens helemaal zelf. Hierdoor is te zien dat de heren 1 ook duidelijk het belang van het project onder ogen ziet.

Criterium 2: toont innovatiekracht en ondernemerschap.

Om het project door te laten gaan, heeft de sportkundige een presentatie gehouden voor het bestuur van de vereniging. Deze presentatie was gehouden om de bevindingen van de sportkundige uit te leggen en ervoor te zorgen dat ze geactiveerd zouden worden om te beseffen dat er een veranderproces zou moeten plaatsvinden. Van tevoren wist de sportkundige dat dit lastig zou worden, aangezien er over het algemeen wordt gezegd dat het bestuur lastig over te halen is als het gaat om verbeteren van de breedtesport, vooral als het gaat om een verandering van de gang van zaken terwijl het al jaren op deze manier gaat. Het bestuur was na een lang gesprek na de presentatie enthousiast over het idee.

Een van de belangrijke personen binnen de club is Anneke, zij is de voorzitter van de jeugdcommissie en sluit daarom ook vaak aan bij de bestuursvergaderingen binnen de club. Door het jaar heen heb ik veel contact gehad met haar. Haar indruk over mij staat hieronder.

“Robbin de Vries heeft bij Hockeyclub Groningen een afstudeerproject gedaan. Dit project, met veel aandacht voor de 'breedtesport jeugd' , heeft hij helaas dit seizoen niet kunnen afronden vanwege Covid-19. Komend seizoen zal hij verdergaan met de uitvoering van het project, waarbij de focus dan o.a. komt te liggen op de beleving van de jeugdleden en ouders bij de breedtesport en het verbeteren van de kwaliteit hiervan en van de verbinding tussen leden, ouders en de vereniging.
Ik heb Robbin leren kennen als een enthousiaste jongen, met veel leuke ideeën en een positieve instelling/houding.
Het meedraaien binnen een sportvereniging past hem goed, ook al moet hij soms nog wennen dat de besluitvorming bij een dergelijke (vrijwilligers)organisatie wat langer kan duren.”

 

Criterium 3: bewerkstelligt dat producten, diensten of oplossingen voorkeurspositie verkrijgen bij de doelgroep(en).

Als beroepsproduct, wil/wilde de sportkundige een project opstarten bij GHHC om de sociale cohesie binnen de club te verbeteren. Uit gesprekken met trainers, coaches en andere betrokkenen is er tot de conclusie gekomen dat dit verbeterd kan worden door de top- en breedteteams nadrukkelijk met elkaar te verbinden. Door deze zogenaamde “kloof” zijn er 2 zuilen ontstaan binnen de vereniging, terwijl dat helemaal niet het geval moet zijn.

Net zoals GHHC, had/heeft Almeerse HC (ongeveer 1250 leden) het ook moeilijk om de verhouding tussen top- en breedtesport goed uit de voeten te laten komen. Samen met ouders en de leden van de club is in het seizoen 18/19 nagedacht over een oplossing. Voor het project gebruikte ze de slogan ‘Ally in de Breedte’. In dit project zijn er verschillende initiatieven bedacht om uiteindelijk de breedtesport meer aandacht te geven. Topsport kan niet zonder de breedte en de breedte kan niet zonder de topsport. Door de verschillende initiatieven uit het project is de verbinding tussen de top- en breedtesport duidelijk verstevigd. Vanuit de KNHB is in dit jaar de jaarlijkse ‘Bestuurderstrofee’ daarom ook uitgereikt aan Almeerse HC. (Almeerse HC, 2019) 

Samen met de huidige visie van de KNHB, wil de sportkundige dit project toepassen bij GHHC Groningen. Ook is hiervoor een afspraak gemaakt bij Almeerse HC om eens goed rond te kijken hoe zij het hebben georganiseerd.

Doordat de sportkundige zijn taak als breedtesport coördinator goed heeft uitgevoerd, heeft de club wel gemerkt dat ze echt toe zijn aan een coördinator die meer aandacht kan geven aan de trainers en andere stakeholders. Een groot deel van de dingen die ze al een tijdje georganiseerd wilde hebbe, kon nu eindelijk plaatsvinden. Daarom was er na de periode als coördinator aangeboden om nog wat extra uren te maken in het volgende seizoen.

Leeruitkomst 6:

geeft leiding aan professionals en/of vrijwilligers in sport- en beweegorganisaties door het stimuleren van autonomie, zingeving en ontwikkeling.

Criterium 1: gebruikt creatieve werkvormen om te komen tot haalbare oplossingen.

Tijdens de periode als breedtesport coördinator, zijn verschillende trainersbijeenkomsten georganiseerd ter bevordering van de kennis van de trainers (en eventueel coaches). In deze bijeenkomsten zijn verschillende onderwerpen aan bod gekomen, zoals: het verzinnen van oefeningen, hoe zaalhockey eigenlijk werkt en hoe geef ik een goede training. Aan het einde van deze bijeenkomsten werden er groepjes gemaakt en mochten de deelnemers uiteen om een bepaald vraagstuk op te lossen. Een voorbeeld van een vraagstuk was dat ze binnen 10 minuten een simpele oefenvorm moesten ontwikkelen voor een 3:2 situatie over de rechter kant van het veld. Hierdoor kregen de trainers ideeën van elkaar en konden ze op deze manier van elkaar leren.

Na deze bijeenkomsten zag je dat de trainers dichter bij elkaar waren gekomen. Na de bijeenkomsten zag je ze meer praten voor de trainingen die ze moesten geven. Hierdoor zijn de deelnemers meer open geworden in hun problemen en zoeken ze zelfs andere trainers voor hun vraagstukken.

Criterium 2: handelt op basis van respect en empathie t.a.v. diversiteit.

De trainers bij de hockeyclub zijn erg verschillend in leeftijd. Dit kan ervoor zorgen dat ze misschien anders kijken naar oudere of jongere trainers die rond de velden training geven. Tijdens de bijeenkomsten was het alleen zo dat ze zich juist echt als een groep voelden, ongeacht de leeftijd of ervaring. Op deze manier werden de trainers ook behandeld in de groepen die werden gevormd door de sportkundige.

Criterium 3: draagt bij aan een veilige leeromgeving en toegankelijkheid door inhoudelijke bijdrage. 

Degenen die moeten leren, zijn de trainers van de breedteteams. De sportkundige weet uit eigen ervaring dat het best lastig is om vragen te stellen aan de ‘grotere’ trainers, ook al willen ze met alle liefde de andere trainers helpen. Dit is ook gemerkt bij GHHC Groningen in de eerste weken. Nadat het bericht op LISA werd gezet en de sportkundige via de whatsapp groepen zichzelf kenbaar heeft gemaakt, werd er nog weinig gevraagd. Natuurlijk kan dit zijn omdat de trainers geen problemen ervaren, maar het kan ook zijn dat de trainers geen vragen durven te stellen. Daarom is er snel als reactie een verassingsbezoek met elke trainer gepleegd op het veld zelf. Hierin ging het niet per se over hockey inhoudelijk, maar vooral over elkaar ontmoeten. Hierdoor werd er een persoonlijke band opgebouwd met de trainer waardoor je een eventuele vraag stelt aan een ‘kennis’ in plaats van een (enge) volwassene.

Leeruitkomst 7:

managet en organiseert de bedrijfsvoering en werkprocessen in sport- en beweegorganisaties in het behalen van duurzame doelstellingen (LU7).

Criterium 1: managet op adequate wijze werkprocessen bij het uitvoeren van gepland sport- en beweegaanbod.

Toen de sportkundige voor het eerst op de club kwam, had hij al een soort voorgevoel over de vereniging. Hij was er vaker geweest en kende hiervoor ook al menig mensen uit het werkveld. Om zijn gevoel te bevestigen ging hij veel praten met alle belanghebbenden. Hieruit kwam de conclusie dat het verschil in aandacht tussen beide groepen erg groot was en dat daardoor de sociale cohesie van de club erg was beschadigd.

Aangezien de trainers en coaches van de topteams veel aan begeleiding en coaching krijgen, besloot de sportkundige dit ook te doen, maar dan voor de breedte teams. Dit werd club breed bekendgemaakt en iedereen kende daardoor al snel de naam van de sportkundige en wist van zijn werkzaamheden. Om dit te versterken, ging de sportkundige veel langs de velden om ook met de kijkende ouders te spreken over de gang van zaken binnen het team. Op het moment dat iemand met een Groningen jasje aan kwam lopen, waren ze al blij om iemand te zien die hun kind extra aandacht zou geven. Op deze manier wordt er in ieder geval gedacht aan de kinderen terwijl er daarvoor misschien bijna geen aandacht was.

Criterium 2: toont op adequate wijze leiderschap

Leiderschap tonen heeft de sportkundige vooral moeten doen op de manier dat hij boven de andere trainers moet staan om ervoor te zorgen dat de trainers de hints en tips goed op zouden pakken. De trainers waren vrij jong dus het was makkelijk om hier grip op te krijgen. Ook door het laten zien van een goede kennis over hockey en didactische vaardigheden, krijg je hiermee hoogte.

Ook een manier van leiderschap is de manier hoe het team is gevormd rond de sportkundige om de verandering binnen de vereniging te bewerkstelligen. Deze manier van leiderschap is wel anders dan de leiderschapsstijl die wordt gebruikt bij de trainers. Aangezien de sportkundige als nieuwkomer bij de vereniging binnen liep, is het niet de bedoeling om met een wijzende vinger aan iedereen te gaan vertellen hoe het allemaal zit en moet. Hier moet je een brede urgentie creëren om ervoor te zorgen dat iedereen het ook eens is met de bedoelingen die de spot kundige voor ogen heeft. In deze manier van leiderschap is er ook veel ruimte voor inbreng van anderen. Doordat andere mensen het gevoel hebben dat ze meedoen met.

 

Criterium 3: geeft sturing aan taken en verantwoordelijkheden van belanghebbenden in de sport.

Om ervoor te zorgen dat de trainingen van de breedte goed zou verlopen, is de sportkundige 1 op 1 (1 op 2 als ze in 2-tallen training geven) bezig geweest op het veld. De sportkundige is hier op situaties tijdens de training in gesprongen waar nodig. De club bestaat uit veel teams met erg veel jeugd. Op het moment dat er een probleem was met een kind van de breedtesport, kreeg Angela vaak een mailtje over telefoontje van de betreffende ouder. Als het ging over de training (en soms wedstrijd) werd de sportkundige ingeschakeld door Angela om met het betreffende probleem op te lossen samen met de trainer.

Een voorbeeld van zo’n probleem met een bepaald team is JC4. In dit team was er een jongentje dat onhandelbaar was in zijn pestgedrag tegenover andere spelers. De club heeft eerder gedacht om hem niet meer te laten hockeyen, maar dat is het laatste wat je wil als club. Daarom heeft de sportkundige samen met de betreffende trainer gekeken naar een oplossing.

Het probleem lag zeker niet bij de trainer zelf. De sportkundige heeft uitgebreid met de coach gesproken van JC4. Zij en de rest van de ouders waren zeer te spreken over de trainer en de manier hoe hij communiceert en training geeft. De sportkundige is bij een training wezen kijken en hij merkte dat het pestgedrag naar voren kwam op het moment dat hij niet bezig was met hockeyen. Daarom is er een plan bedacht om dat te omzeilen. Voor elke training, zou de sportkundige met de trainer gaan zitten om ervoor te zorgen dat de oefeningen zo waren ingericht, dat de spelers op elk moment wat te doen hadden. Dit bleek tijdens de eerste trainingen al te werken en de betreffende trainer heeft zich in die trainingen sterk ontwikkeld.

 

Community of Learners 

Binnen de COL stonden de LU8, LU11 en LU12 centraal. In de processen met de hackathons en werkbezoeken zijn de competenties LU8 en LU11 behandeld en gehaald volgens de richtlijnen. Hieronder staat uitgelegd in welke mate ik zelf LU12 heb behandeld en hoe ik ook die competentie heb behaald. Voor LU8 en LU11 zijn er nog kleine toevoegingen gedaan, om de onderwerpen nog wat extra toe te lichten die nier per se naar voren zijn gekomen binnen de ingeleverde stukken van de werkgroep.

Leeruitkomst 8:

toont leiderschap in het ontwikkelen van communities en netwerken in het realiseren van impact op de snijvlakken van de economische-, gezondheids- en sociaal-maatschappelijke waarde van sport (LU8).

Criterium 1: betrekt relevante stakeholders om praktijkvraagstukken in te brengen.

Een relevante stakeholder was Be Quick, waar Joram de Vries zijn afstudeerproject deed. Bij Be Quick wilde hij een innovatieve manier van selecteren en indelen van de jeugd implementeren. Be Quick is een voetbalvereniging in Haren met een hoog niveau. Het is ook een van de weinige clubs in Noord-Nederland met zo’n hoge status en is daarom goed te vergelijken met GHHC. Op 31 oktober 2019 hebben Joram en ik afgesproken bij Be Quick om te kijken of we samen iets konden oprichten voor de beide verenigingen in Haren. (Vries)

Deze sessie met Joram heeft voor mijzelf als sportkundige impact gehad op deze criterium. Be Quick is namelijk een belangrijke stakeholder als het gaat over de sport in Haren. Dit kan worden gezien als concurrent, maar ook als kans. Hier hebben we namelijk de problemen op de eigen stage ook besproken. Wat hier voor mij de toepasbaarheid was, was het positief beïnvloeden van de uiteindelijke sportprestaties van de breedtesport. De uiteindelijke uitvoering van het plan, was helaas niet naar voren gekomen aangezien Joram had besloten om op een later moment af te studeren dan in de periode van mijzelf.

Leeruitkomst 11:

ontwikkelt een professionele beroepshouding en sportkundig vakmanschap door middel van reflectie en het kritisch volgen van ontwikkelingen in het vakgebied als kenniswerker.

Criterium 2: brengt relevante kennisbronnen (kennis, experts, benchmarks, best practices, ervaringsdeskundigen, etc.) in.

Tijdens de sessie met Joram, is de trend met betrekking tot de invulling van het beweegaanbod bij sportverenigingen veel aan bod gekomen. De trend is dat het eigenlijk niet goed is om kinderen op een jonge leeftijd te laten specialiseren in een sport. Dit heeft alles te maken met de breed motorische ontwikkeling van kinderen op jonge leeftijd. Op het moment dat kinderen veel sporten en bewegingen hebben gedaan, zal er op latere leeftijd (rond de 12 jaar oud) worden gemerkt dat die kinderen in staat zijn om betere prestaties te leveren in de sport waarin zij zich willen specialiseren. (Gerda)

Als er wordt gekeken naar de hockeysport zelf, is het project van de KNHB 6x vooruit een goed voorbeeld hiervan. Hier legt Robbert de Groot uit wat dit eventueel zou kunnen betekenen voor de verschillende verenigingen in Nederland. (Groot, 2018)

Leeruitkomst 12:

: Onderzoekt de eigen sportkundige identiteit en ontwikkelt zelfsturing, interculturaliteit, veerkracht, gedrevenheid, leergierigheid en een standaard over wie hij wil zijn als sportkundige.

Criterium 1: deelt transparant ervaringen over wat er speelt in het afstudeerproject.
In het begin van het jaar, toen we met de groep samenkwamen voor het eerst, moest iedereen een korte uitleg geven van de stage. Ik merkte zelf wel dat ik wel een hele andere stage had dan de rest. Daarom voelde het voor mij vanaf het begin al eigenlijk dat ik wel goed duidelijk moet maken wat ik precies doe.

Toen iedereen in het begin van het jaar bezig was met de afstudeerplannen, hebben we in de lessen dit veel met elkaar besproken. Toen ik mijn eigen probleem uitlegde van mijn stage, kreeg ik hier ook reactie op, alleen sommige vonden het wel lastig. Mijn stage is redelijk specifiek geweest en veel mensen hadden ook weinig ervaring met verenigingssport.

Tijdens een sessie bij Wagner met Sander Claassen kregen we de kans om de stage en de problemen beter uit te leggen dan tijdens de eerste lessen. Hierin werd ook tijd gemaakt voor presentaties waar we diepere vragen aan elkaar mochten vragen. Hier probeerde ik alles ook zo goed mogelijk uit te leggen om eventueel inspiratie op te doen voor de vraagstukken. Hier heb ik veel reacties gekregen over mijn eerste visie over mijn vraagstuk. Hier hadden mijn groepsgenoten twijfels over het hbo waardige vraagstuk aangezien de sportkundige in de eerste instantie een uitgebreid breedtesportplan wilde maken. De vraag waaruit het probleem was ontstaan werd ook al gevraagd, daardoor heeft de sportkundige zichzelf wel even achter de oren gekrabd.

Om de stage destijds wat ingewikkelder en beter te maken, is er daarom ook gezocht naar een eventuele samenwerking. De enige die dit eventueel wel had binnen mijn categorie was Joram de Vries. Hier probeerde wij samen ideeën uit te wisselen over een eventuele samenwerkingen met de twee stages. Hier hebben wij de problemen die we hebben ondervonden met onze eigen stage aan elkaar uitgelegd. Al snel kwam het plan er om een wisselwerking op te richten met hockey en voetbal. In dit plan wilden we hockey aanbieden aan de voetballers en andersom. Dit is allemaal uit het kader van de breed motorische opleiding van kinderen tot en met 12 jaar. De link met mijn eigen stage was dat ik hierdoor de belevenis van de breedtesport kon verbeteren en zelfs de sportprestaties van de kinderen kan beïnvloeden.

De KNHB is bezig met deze ontwikkeling en zoekt samenwerkingen met andere bonden om dit te bewerkstelligen. “Elke bond redeneert vanuit haar eigen sport, heeft haar eigen motorische specialismen en wellicht al een bestaand programma voor de doelgroep. Maar we geloven wel in het belang van de breed motorische basis.” (Graaf, 2017)

Binnen het project van de KNHB: 6x vooruit, wordt hier ook aandacht aan besteed. Hier is zelfs de stelling dat kinderen voor 12 jaar zich helemaal niet hoeven te specialiseren binnen een sport. Op het moment dat kinderen zich specialiseren op een latere leeftijd met een breed motorische achtergrond, zullen ze beter zijn in de sport. (Groot, 2018)

Maak jouw eigen website met JouwWeb